Hof der Dingen -De vuurkaart van René Arits
In de Eerste Wereldoorlog werd een nauwkeurige administratie bijgehouden van wie waar en hoelang aan het front streed. Dat was onder meer belangrijk voor de compensatievergoedingen die een oudstrijder nadien kreeg van de Belgische overheid die hiervoor in een eerste fase 150 miljoen Belgische frank had uitgetrokken.
Die uitkeringen waren belangrijk, want vele soldaten kwamen volledig berooid uit de strijd.
“Zij waren hun werk, have en goed kwijt”. Anderen kwamen bovendien ook nog als invalide terug naar huis.
De jaren aan het front werden bijgehouden op een zogenaamde vuurkaart.
De vuurkaart werd verleend aan de militairen van het Belgisch leger die tijdens de oorlog (tussen 4 augustus 1914 en 11 november 1918) al dan niet onafgebroken, tenminste 12 maanden effectieve dienst hadden volbracht.
Met de invoering van de vuurkaart wilde men een onderscheid maken tussen soldaten die slechts enkele dagen aan het front doorbrachten en anderen die hier effectief lange periodes dienden.
Houders van een vuurkaart konden diverse voordelen genieten. Ze kregen 75 % korting op trein, tram en bus in België. Op medisch vlak bezaten ze het recht om gratis op consultatie te gaan naar een speciaal aangestelde dokter en kregen een fikse korting op de voorgeschreven medicatie. Ze kregen ze soms ook gratis. Hiervoor bestonden speciale formulieren, die ze moesten meenemen op doktersbezoek.
Bovendien gaf de vuurkaart ook recht op het zogenaamde vuurkruis, een medaille die na de oorlog werd toegekend.
Deze vuurkaart is de kaart van René Arits, afgeleverd voor zijn militaire campagne van 1914-1918. René, geboren in 1897 in Brugge, vluchtte aanvankelijk naar Engeland, maar werd in 1917 alsnog opgeroepen om achter de Ijzer te vechten tegen de Duitsers. Hij diende onder meer in de Dodengang en nam deel aan het Bevrijdingsoffensief dat op 29 september startte in Houthulst.