Hof der Dingen - De zuidwester en piekenoas van onze Belgische vissers

‘De kleren maken de man.’ Dat geldt zeker ook voor onze Belgische vissers, die zich moeten wapenen tegen de vaak harde weersomstandigheden op de Noordzee.
Om zichzelf warm te houden, droegen de vissers vroeger verschillende lagen kleren over elkaar.
Het meest herkenbare onderdeel van hun outfit was vermoedelijk de zuidwester.
Dit breedgerande hoofddeksel in geoliede stof bestond in verschillende kleurenvarianten en werd gedragen bij slecht weer. Het beschermde hun gezicht en nek tegen wind, koude, regen en golven die over het dek spatten. De verlangde rand achteraan moest verhinderen dat het water langs de nek van de visser in zijn kledij terecht kwam.
Vandaag maken deze zuidwesters ook nog steeds deel uit van het uniform van de garnaalvissers te paard in Oostduinkerke.
Een ander onmisbaar deel van de outfit van een visser is een piekenoas, een vissersmes.
Een oud gezegde stelt dat ‘Een visser zonder piekenoas is gelik een hoere zonder trutte’.
Het wil zoveel zeggen als “een visser zonder mes is niks waard”.
Een visser rekende op zijn vertrouwde ‘piekenoas’ voor bijna alles: om vis te gutten, te eten, touwen door te snijden en… levens te redden. De naam ‘piekenoas’ komt van het logo dat het mes siert. Het is dialect voor ‘schoppen’, één van de vier soorten van een kaartspel.
Wie zich verder wil verdiepen in de rijke geschiedenis van onze vissers op zee, kan een bezoekje brengen aan het NAVIGO-Nationaal Visserijmuseum in Oostduinkerke dat ons ook deze zuidwester en piekenoas bezorgde.